
Extra verwerking
De twaalf apostelen worden in Matteüs 10,2-4 genoemd:
De twaalf apostelen en hun zending
1 Hij riep zijn twaalf leerlingen bij zich en gaf hun de macht om de onreine geesten uit te drijven en alle ziekten en kwalen te genezen. 2 Dit zijn de namen van de twaalf apostelen: als eerste, Simon die Petrus wordt genoemd, met zijn broer Andreas; Jakobus, de zoon van Zebedeüs, met zijn broer Johannes; 3 Filippus en Bartolomeüs, Tomas en Matteüs de tollenaar, Jakobus, de zoon van Alfeüs, en Taddeüs, 4 Simon de IJveraar en Judas Iskariot, die Hem verraden heeft.
5 Deze twaalf zond Jezus uit met de opdracht: `Begeeft u niet onder de heidenen en gaat niet binnen in een stad van de Samaritanen; 6 gij moet veeleer gaan naar de verloren schapen van het huis van Israël. 7 Verkondigt op uw tocht: Het Koninkrijk der hemelen is nabij. 8 Geneest zieken, wekt doden op, reinigt melaatsen en drijft duivels uit. Voor niets hebt gij ontvangen, voor niets moet gij geven. 9 Tracht dus geen goud, zilver of koper te verwerven om er uw gordels mee te vullen. 10 Verschaft u ook geen reiszak voor onderweg, geen tweede onderkleed, geen schoeisel of stok, want de arbeider is zijn onderhoud waard.
11 Als gij in een stad of in een dorp komt, onderzoekt dan wie waard is u te ontvangen, en verblijft daar tot gij weer vertrekt. 12 Wanneer ge dat huis binnentreedt; brengt het uw vredegroet; 13 en wanneer het die waard is, moge uw vrede over dat huis komen, maar wanneer het die niet waard is, dan kere uw vrede tot u terug. 14 Als men u ergens niet ontvangt en niet naar uw woorden luistert, verlaat dan dat huis of die stad en schudt het stof van uw voeten. 15 Voorwaar, Ik zeg u: Op de oordeelsdag zal het voor het land van Sodom en Gomorra draaglijker zijn dan voor die stad.
De namen van de twaalf apostelen zijn:
- Simon, die Petrus genoemd wordt
- Andreas, zijn broer
- Jakobus, de zoon van Zebedeüs die ook Jakobus de meerdere wordt genoemd.
- Johannes, zijn broer
- Filippus
- Bartolomeüs
- Thomas
- Mattheüs de tollenaar
- Jakobus, de zoon van Alfeüs, die ook Jakobus de mindere wordt genoemd
- Taddeüs, die ook bekend stond als ‘Judas, de broer van Jakobus’
- Simon de IJveraar
- Judas Iskariot, wiens plaats later is ingenomen door Mattias
Alle evangelisten noemen Judas Iskariot, die Hem overgeleverd heeft, als apostel. In Handelingen 1,21-26 wordt beschreven dat zijn plaats tussen de apostelen door Mattias wordt overgenomen.
Ook in Marcus 3,16-19; Lucas 6,12-16 en Handelingen 1,13 worden de namen van de apostelen genoemd. Als je de teksten naast elkaar legt dan blijkt dat niet alle namen hetzelfde zijn. Het lijkt er op dat een Taddeüs met verschillende naam genoemd wordt.
Matteüs 10,2-4 |
Marcus 3,16-19 |
Lucas 6,12-16 |
Handelingen 1,13 |
Simon, die Petrus wordt genoemd |
Simon, die Hij de naam Petrus gaf |
Simon, aan wie Hij de naam Petrus gaf |
Petrus |
zijn broer Andreas |
Andreas |
zijn broer Andreas |
Andreas |
Jakobus, de zoon van Zebedeüs |
Jakobus, de zoon van Zebedeüs |
Jakobus |
Jakobus |
zijn broer Johannes |
Johannes, de broer van Jakobus (aan wie Hij gaf de naam Boanerges, wat betekent zonen van de donder) |
Johannes |
Johannes |
Filippus |
Filippus |
Filippus |
Filippus |
Bartolomeüs |
Bartolomeüs |
Bartolomeüs |
Bartolomeüs |
Tomas |
Tomas |
Tomas |
Tomas |
Matteüs de tollenaar |
Matteüs |
Matteüs |
Matteüs |
Jakobus, de zoon van Alfeüs |
Jakobus, de zoon van Alfeüs |
Jakobus, de zoon van Alfeüs |
Jakobus, de zoon van Alfeüs |
Taddeüs |
Taddeüs |
Judas, de broer van Jakobus |
Judas, de broer van Jakobus |
Simon de IJveraar |
Simon de IJveraar |
Simon, met de bijnaam ‘ijveraar’ |
Simon de ijveraar |
Judas Iskariot, die Hem verraden heeft |
Judas Iskariot, die Hem heeft overgeleverd |
Judas Iskariot, die een verrader werd |
De veertiende apostel is Maria Magdalena (Johannes 20,11-18).