Mensenvissers

Mensenvissers

De volgende alinea’s uit de Catechismus kunnen u verder helpen, u kunt deze naar believen bekijken:

Ckk 541

“Nadat Johannes was gevangen genomen, ging Jezus naar Galilea en verkondigde er Gods Blijde Boodschap. Hij zei: 'De tijd is vervuld en het Rijk Gods is nabij; bekeert u en gelooft in de Blijde Boodschap’” (Marcus. 1,15). “Om de wil van de Vader te vervullen heeft Christus het koninkrijk der hemelen op aarde doen beginnen.” Wel, de wil van de Vader houdt in “de mensen [te] verheffen tot deelname aan het goddelijk leven.” Hij doet dit door de mensen rondom zijn Zoon, Jezus Christus, te verzamelen. Deze verzameling is de Kerk, die op aarde “het zaad en het begin van het koninkrijk van God” is.

Ckk 542

Christus staat in het midden van deze verzameling mensen in "Gods familie". Hij roept hen rondom zich samen door zijn woord, door zijn tekenen die het rijk van God zichtbaar maken, door het zenden van zijn leerlingen. Hij zal de komst van zijn rijk vooral verwezenlijken door het grote mysterie van zijn Pasen: zijn dood op het kruis en zijn verrijzenis. "En wanneer Ik van de aarde zal zijn omhooggeheven, zal Ik allen tot Mij trekken" (Johannes 12,32). Alle mensen zijn tot deze vereniging met Christus geroepen.

Ckk 543

Alle mensen zijn geroepen binnen te gaan in het koninkrijk. Allereerst verkondigd aan de kinderen van Israël, is dit Messiaanse koninkrijk bestemd om de mensen van alle volken op te nemen. Om binnen te treden moet men het woord van Jezus in zich opnemen.

Het woord van de Heer wordt immers vergeleken met het zaad dat op de akker gezaaid wordt; zij die het met geloof aanhoren en gerekend worden tot de kleine kudde van Christus, hebben het koninkrijk in zich opgenomen. Daarna ontkiemt het zaad uit eigen kracht en schiet het op tot de tijd van de oogst.

Ckk 544

Het koninkrijk behoort aan de armen en de kleinen, d.w.z. aan hen die het met een deemoedig hart in zich opgenomen hebben. Jezus is gezonden "om aan de armen de Blijde Boodschap te brengen" (Lucas 4,18). 25 Hij noemt hen zalig "omdat aan hen het rijk der hemelen behoort (Matteüs 5,3); aan de "kleinen" heeft de Vader willen openbaren wat verborgen blijft voor de wijzen en de verstandigen. Jezus deelt van kribbe tot kruis in het leven van de armen; Hij kent honger, dorst en gebrek. Wat meer is: Hij vereenzelvigt zich met armen van allerlei slag en maakt van de daadwerkelijke liefde jegens hen een voorwaarde om in zijn koninkrijk binnen te treden.

Ckk 545

Jezus nodigt de zondaars uit aan de tafel van het koninkrijk: "Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars" (Marcus 2,17). Hij nodigt hen uit tot bekering, zonder welke men het koninkrijk niet kan binnengaan, maar Hij toont hun ook in woord en daad hoe grenzeloos de barmhartigheid van zijn Vader is jegens hen en hoe immens de "vreugde in de hemel over " een zondaar die zich bekeert" (Lucas 15,7). Het uiterste bewijs van deze liefde zal het offer zijn van zijn eigen leven "tot vergeving van zonden" (Matteüs 26,28).

Ckk 546

Door middel van zijn parabels, die heel typerend zijn voor zijn onderricht, roept Jezus mensen op zijn koninkrijk binnen te gaan. Hiermee nodigt Hij uit tot het feestmaal van zijn koninkrijk, en vraagt Hij tevens een radicale keuze: om het koninkrijk te verwerven moet men alles geven; woorden zijn niet voldoende, er zijn daden nodig. De parabels zijn als spiegels voor de mens: neemt hij als een rotsgrond of als een goede aarde het woord in zich op? Wat doet hij met de ontvangen talenten? Jezus en de tegenwoordigheid van het koninkrijk in deze wereld staan, zij het verborgen centraal in de parabels. Men moet het koninkrijk binnengaan, d.w.z. leerling worden van Christus om "de geheimen van het rijk der hemelen te kennen" (Matteüs 13,11). Voor hen die "erbuiten staan" (Marcus 4,11), blijft alles raadselachtig.

Ckk 547

Jezus laat zijn parabels vergezeld gaan van talrijke "machtige daden, wonderen en tekenen" (Handelingen 2,22), die tonen dat het koninkrijk in Hem aanwezig is. Zij getuigen van het feit dat Jezus de aangekondigde Messias is. 

Ckk 548

De tekenen die Jezus heeft verricht getuigen ervan dat de Vader Hem gezonden heeft. Zij nodigen ertoe uit in Hem te geloven. Aan hen die zich in geloof tot Hem richten, geeft Hij wat zij vragen. Dan versterken de wonderen het geloof in Hem die de werken van zijn Vader doet: zij getuigen dat Hij de Zoon van God is. Zij kunnen echter ook "aanstoot geven" . Ze willen de nieuwsgierigheid en het verlangen naar magie niet bevredigen. Ondanks zijn zo duidelijke wonderen wordt Jezus door sommigen toch verworpen; men beschuldigt Hem er zelfs van dat Hij werkt met (de hulp van) demonen.

Ckk 549

Door sommige mensen te verlossen van aardse ellende, zoals honger, onrecht,  ziekte en dood heeft Jezus Messiaanse tekenen gesteld; Hij is echter niet gekomen om alle kwaad op aarde op te heffen, maar om de mensen te bevrijden uit de ergste slavernij, die van de zonde: zij belemmert hen immers in hun roeping kinderen van God te zijn en is oorzaak van alle mogelijke vormen van slavernij onder de mensen.

Ckk 550

De komst van het koninkrijk van God betekent de nederlaag van het rijk van de Satan: "Maar als Ik door de geest Gods de duivels uitdrijf, dan is inderdaad het rijk Gods tot u gekomen" (Matteüs 12,28). De duivel-uitdrijvingen (exorcismen) van Jezus bevrijden mensen uit de macht van de demonen. Zij lopen vooruit op de grote overwinning van Jezus op "de vorst dezer wereld". Het is door het kruis van Christus dat het rijk Gods definitief gevestigd zal worden, dat "God vanaf het hout regeert".

Ckk 551

Vanaf het begin van zijn openbaar leven kiest Jezus twaalf mannen uit om met Hem te zijn en aan zijn zending deel te hebben. Hij liet hen delen in zijn macht en gezag "en Hij zond hen uit om het rijk Gods te verkondigen en genezingen te verrichten" (Lucas 9,2). Zij blijven voor altijd verbonden met het koninkrijk van Christus, want door hen leidt Hij de kerk:

"Ik verleen u het koninkrijk, zoals mijn Vader het Mij heeft verleend, om in mijn koninkrijk aan mijn tafel te eten en te drinken en op tronen te zetelen en de twaalf stammen van Israël te oordelen" (Lucas 22,29-30).

Ckk 552

In het college van de twaalf neemt Petrus de eerste plaats in. Jezus heeft hem een unieke zending toevertrouwd. Dankzij een openbaring die van de Vader kwam, had Petrus beleden: "Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God". Onze Heer had hem toen gezegd: "Gij zijt Petrus; en op deze steenrots zal Ik mijn Kerk bouwen en de poorten der hel zullen haar niet overweldigen" (Matteüs 16,16). Christus, "de levende steen" geeft zijn op Petrus gebouwde kerk de verzekering van de overwinning op de macht van de dood. Omwille van het geloof dat Petrus heeft beleden, zal hij de onwankelbare rots van de kerk blijven. Hij zal de zending hebben, dit geloof te behoeden voor iedere tekortkoming en zijn broeders erin te bevestigen.

Ckk 553

Jezus heeft Petrus een bijzondere macht verleend: "Ik zal u de sleutels geven van het rijk der hemelen en wat gij zult binden op aarde, zal ook in de hemel gebonden zijn en wat gij zult ontbinden op aarde, zal ook in de hemel ontbonden zijn" (Matteüs 16,19). De "macht der sleutels" wijst op het gezag om te heersen over het huis van God, dat de kerk is. Jezus, "de goede herder", (Johannes 10,11) heeft deze opdracht na zijn verrijzenis bevestigd. "Weid mijn schapen" (Johannes 21,15-17). De macht om "te binden en te ontbinden" betekent de bevoegdheid om zonden te vergeven, om beslissingen op leerstellig gebied af te kondigen en binnen de Kerk disciplinaire maatregelen te nemen. Jezus heeft deze bevoegdheid aan de Kerk gegeven via het ambt van de apostelen en vooral dat van Petrus, de enige aan wie Hij uitdrukkelijk de sleutels van het koninkrijk heeft toevertrouwd.

Ckk 1509

"Geneest zieken!" (Matteüs 10,8). Dit is de taak die de kerk van de Heer heeft ontvangen en zij tracht die zowel door haar zorg voor de zieken als door haar voorbede, waarmee zij hen bijstaat, te verwezenlijken. Zij gelooft in de levenwekkende aanwezigheid van Christus, geneesheer van ziel en lichaam. Deze aanwezigheid is bijzonder werkzaam door de sacramenten, en heel speciaal door de eucharistie, brood dat eeuwig leven geeft en waarvan de heilige Paulus aangeeft dat het in verband staat met de lichamelijke gezondheid.

Ckk 1821

Wij mogen dus op de hemelse heerlijkheid hopen die God beloofd heeft aan wie hem liefhebben en zijn wil volbrengen. In alle omstandigheden moet ieder hopen, met Gods genade, te "volharden tot het einde" en de vreugde van de hemel te verwerven als eeuwige beloning van God voor alle goede daden gesteld met de genade van Christus. In de hoop bidt de kerk dat "alle mensen gered mogen worden" (1 Timóteus 2,4). Ze verlangt ernaar in de hemelse heerlijkheid verenigd te worden met Christus, haar bruidegom…

Ckk 764

Dit koninkrijk wordt voor de mensen zichtbaar door het woord, de daden en de tegenwoordigheid van Christus. Het woord van Jezus ontvangen is "het koninkrijk zelf ontvangen". De "kleine kudde" (Lucas 12,32) bestaande uit hen die Jezus rondom zich is komen samenroepen en van wie Hijzelf de herder is, is de kiem van het begin van het koninkrijk. Zij vormen de echte familie van Jezus. Aan hen die Hij zo rondom zich heeft verzameld, heeft Hij een nieuwe "manier van handelen", maar ook een eigen manier van bidden geleerd.

Ckk 765

De Heer Jezus heeft zijn gemeenschap een structuur geschonken die zal blijven bestaan tot aan de volledige verwezenlijking van het koninkrijk. Op de eerste plaats is er de keuze van de Twaalf met Petrus als hun hoofd. De twaalf stammen van Israël vertegenwoordigend zijn zij de grondstenen van het nieuwe Jeruzalem. De Twaalf en de andere leerlingen hebben deel aan de zending van Christus, aan zijn ambt, maar zij delen ook in zijn lot. Door al deze daden bereidt Christus zijn kerk voor en bouwt Hij haar op.

Ckk 766

Maar de Kerk is vooral geboren uit het feit dat Christus zich voor ons heil totaal gegeven heeft. Bij de instelling van de eucharistie wordt op die gave vooruitgelopen en zij wordt verwezenlijkt op het kruis. "Het begin en de groei van de Kerk worden gesymboliseerd door het bloed en het water die uit de geopende zijde van de gekruisigde Jezus vloeien". "Want toen Christus ingeslapen was op het kruis, is uit zijn zijde het bewonderenswaardig sacrament dat de hele kerk is, voortgekomen". Evenals Eva gevormd is uit de rib van de ingeslapen Adam, zo is de kerk geboren uit het doorboorde hart van de op het kruis gestorven Christus.

Ckk 767

"Toen het werk dat de Vader zijn Zoon had opgedragen op aarde te verrichten, volbracht was, werd op de dag van Pinksteren de heilige Geest gezonden om de Kerk blijvend te heiligen".  Toen "werd de Kerk in het openbaar bekendgemaakt ten overstaan van de menigte en de verspreiding van het evangelie onder de volken nam een aanvang door de prediking". Omdat de Kerk het "bijeenroepen" is van alle mensen tot het heil, is zij van nature missionair, gezonden door Christus tot alle volken om hen tot zijn leerlingen te maken.

Ckk 768

Om haar zending te verwezenlijken richt de heilige Geest "de Kerk in en leidt Hij haar dankzij de verscheidenheid van hiërarchische en charismatische gaven". "Hierdoor ontvangt de Kerk, voorzien van de gaven van haar Stichter en trouw de geboden van liefde, nederigheid en zelfverloochening onderhoudend, de zending om het koninkrijk van Christus en God te verkondigen en bij alle volken te vestigen; van dit koninkrijk is zij op aarde de kiem en de aanvang".

Ckk 769

"De Kerk (...) zal slechts in de hemelse heerlijkheid voltooid worden", bij de glorievolle komst van Christus. Tot die dag "gaat de kerk voort op haar pelgrimstocht door de vervolgingen van de wereld en de vertroostingen van God heen". Hier beneden weet zij zich in ballingschap, ver van de Heer, en zij verlangt naar de komst in volheid van het koninkrijk, "het uur waarop zij in heerlijkheid met haar koning verenigd wordt". De glorievolle voltooiing van de kerk en door haar van de wereld zal niet zonder zware beproevingen tot stand komen. Dan pas "zullen alle rechtvaardigen (...), te beginnen met Adam, 'vanaf Abel, de rechtvaardige, tot de laatste uitverkorene toe', in de universele kerk bij de Vader verzameld worden".

Ckk 2232

Ook al zijn de familiebanden belangrijk, ze zijn niet absoluut. Zoals het kind opgroeit tot volwassenheid en tot menselijke en geestelijke zelfstandigheid, zo wordt ook zijn persoonlijke roeping, die haar oorsprong vindt in God, steeds duidelijker en krachtiger. De ouders zullen deze roeping eerbiedigen en hun kinderen aansporen om er positief op in te gaan. Men moet ervan overtuigd zijn dat de eerste roeping van de christen erin bestaat om Jezus te volgen:  "Wie zijn vader of moeder meer bemint dan Mij, is Mij niet waardig; wie zoon of dochter meer bemint dan Mij is Mij niet waardig" (Matteüs 10,37).

Ckk 1506

Christus nodigt zijn leerlingen uit Hem te volgen door op hun beurt hun kruis op te nemen. Door Hem te volgen, verwerven zij een nieuw zicht op ziekte en op zieken. Jezus verbindt hen met zijn leven van onthechting en dienstbaarheid. Hij laat hen delen in zijn dienstwerk van medelijden en genezing: "Zij' vertrokken om te prediken dat men zich moest bekeren. Zij dreven veel duivels uit, zalfden zieken met olie en genazen hen" (Marcus 6,12-13).

Ckk 858

Jezus is de Gezondene van de Vader, Vanaf het begin van zijn dienstwerk riep Hij "tot zich die Hij zelf wilde. Hij stelde er twaalf aan om Hem te vergezellen en door Hem uitgezonden te worden om te prediken" (Marcus 3,13-14), Vanaf dan zullen zij zijn "gezondenen" zijn (hetgeen de betekenis is van het Griekse apostoloi), In hen wordt zijn eigen zending voortgezet, "Zoals de Vader Mij zendt, zo zend Ik u" (Johannes 20,21). Hun ambt is dus de voortzetting van zijn eigen zending: "Wie u opneemt, neemt Mij op", zegt Hij tot de Twaalf (Matteüs 10,40).

Ckk 861

"Om de hun toevertrouwde zending na hun dood te doen voortduren hebben de apostelen aan hun naaste medewerkers bij wijze van testament de opdracht gegeven het door hen begonnen werk te voltooien en te bevestigen, met de aanbeveling zorg te dragen voor de hele kudde, waarover de heilige Geest hen als herders van de kerk van God heeft aangesteld, Zij stelden dus zulke mannen aan en gaven hun vervolgens de opdracht ervoor te zorgen dat na hun dood andere beproefde mannen hun ambt zouden overnemen".

Ckk 1087

Door de heilige Geest te schenken aan zijn apostelen, vertrouwt de verrezen Christus hun dus zijn heiligingsmacht toe: zij worden sacramentele tekenen van Christus. Door de kracht van dezelfde heilige Geest vertrouwen zij deze macht toe aan hun opvolgers. Deze "apostolische opvolging" structureert het hele liturgische leven van de kerk; zij is zelf sacramenteel, doorgegeven door het Wijdingssacrament.

Ckk 1120

"Het gewijde ambt of het ambtelijk priesterschap" staat ten dienste van het gemeenschappelijk priesterschap dat voortkomt uit het doopsel. Het staat er borg voor dat het in de Sacramenten wel degelijk Christus is die door de heilige Geest ten bate van de Kerk handelt. De heilszending die door de Vader aan zijn mensgeworden Zoon werd toevertrouwd, wordt nu aan de apostelen en, door hen, aan hun opvolgers toevertrouwd: zij ontvangen de Geest van Jezus om in zijn naam en zijn persoon te handelen. Zodoende is de gewijde bedienaar de sacramentele band die de liturgische handeling verbindt met wat de apostelen gezegd en gedaan hebben, en, door hen, met wat Christus, bron en fundament van de Sacramenten, gezegd en gedaan heeft.

Ckk 1441

God alleen vergeeft zonden. Aangezien Jezus de Zoon van God is, zegt Hij over zichzelf: "De Mensenzoon heeft de macht op aarde zonden te vergeven" (Marcus 2,10) en Hij oefent deze macht ook uit: "Uw zonden zijn u vergeven!" (Marcus 2,5; Lucas 7,48). Zelfs nog meer: krachtens zijn goddelijk gezag geeft Hij deze macht aan de mensen, opdat zij die uitoefenen in zijn naam.

Ckk 730

Tenslotte komt Jezus' uur. Jezus beveelt zijn geest in de handen van de Vader op het ogenblik dat Hij door zijn dood de overwinnaar van de dood is, zodat Hij, "door de macht van de Vader uit de doden opgewekt" (Romeinen 6,4), onmiddellijk de heilige Geest schenkt door over zijn leerlingen "te blazen". Vanaf dit uur wordt de zending van Christus en de Geest de zending van de kerk. "Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik u" (Johannes 20,21).

Pagina afdrukken | 6892 keer gelezen
Voor elke deelnemer is er voor elke bijeenkomst aanvullend materiaal beschikbaar. Indien er voor de begeleider aanvullend materiaal beschikbaar is, dan is dit vermeld in het begeleidersboek.
© 2012-2024 Bisdom Roermond